Maak je voor het eerst kennis met de roeisport, dan volg je een opleiding van enkele weken om de basisvaardigheden van het roeien onder de knie te krijgen. Die eerste opleiding wordt vaak gedaan in wat bredere en stabiele boten, maar de jeugd- en juniorenroeiers beginnen juist vaak in de smalle en wiebelige skiff. Heb je eenmaal de beginselen onder de knie, dan kun je zelfstandig of met een ploeg het water op. Na verloop van tijd kun je jezelf verder ontwikkelen naar het roeien in andere typen boten.
De meeste roeiers bij Roeivereniging Pontos hebben andere roeiers gecoacht. Door na de eigen opleiding een andere (nieuwe) ploeg te coachen, kun je je eigen vaardigheden verder ontwikkelen en tegelijkertijd help je als vrijwilliger de vereniging. Afhankelijk van de ambitie kun je op steeds hoger niveau gaan coachen (bv. coachen van een wedstrijdploeg). Regelmatig vinden in Nederland onder de vlag van de KNRB opleidingen voor roeicoaches plaats, waar ook Roeivereniging Pontos coaches aan laat deelnemen.
Pontos heeft een uitgebreide vloot met kwetsbaar materiaal. Om de vloot optimaal te benutten en de kans op schade aan boot en roeiers te minimaliseren is er een systeem van bevoegdheden.
Op basis van roei-ervaring en ambities kunnen bevoegdheden voor het roeien in bepaalde typen boten worden behaald. Hierbij wordt door middel van instructie en coaching ervoor gezorgd dat de roeier voldoet aan eisen om in bepaald materiaal te mogen roeien. Door middel van een examen wordt de bevoegdheid daadwerkelijk behaald. Deze bevoegdheid geeft de roeier het recht om zelfstandig of met een ploeg, zonder coach-begeleiding, het water op te gaan met een bepaald type boot.
Het systeem van bevoegdheden wordt ook wel het kruisjessysteem genoemd. Deze naam komt van het overzicht waarbij met kruisjes wordt aangegeven welke roeier in welke typen boten mag roeien. Het afleggen van een examen om een bevoegdheid te halen wordt ook wel kruisje roeien genoemd. Het examen wordt afgenomen door een lid van de kruisjescommissie.
Het kruisjessysteem (eisen en doorstroming) is op basis van jarenlange ervaring ontwikkeld. Het systeem is zo opgezet dat de roeier zelf maar ook zijn of haar ploeggenoten zo plezierig mogelijk en zelfstandig (= zonder coach) kunnen roeien.
Met een bepaalde bevoegdheid of kruisje is duidelijk dat je aan de eisen voldoet om in een bepaald type boot te roeien. Deze eisen hebben betrekking op roeivaardigheid/techniek, maar ook op kennis. Om goed (met een ploeg) te kunnen roeien dien je te beschikken over een goede roeivaardigheid. Het benodigde vaardigheidsniveau hangt af van het type boot, zo zijn er boten die gemakkelijker te roeien zijn, maar ook boten die moeilijker te roeien zijn. Ook kan het zijn dat voor het sturen specifieke vaardigheden nodig zijn. Verder is een goede kennis van roeien, het materiaal (riemen en boot) en bijvoorbeeld vaarregels belangrijk. Ook hierop wordt getoetst bij het kruisje roeien.
Naast de reguliere kruisjes kennen we ook bevoegdheden voor beschermde boten. Dit zijn vaak de meest nieuwe of extra dure boten, waar maar een beperkt percentage leden in mag om te snelle slijtage te voorkomen. Deze leden dienen een hoge technische roeivaardigheid aan te tonen.
Jaarlijks wordt per beschermde boot geëvalueerd hoeveel roeiplekken er beschikbaar zijn en worden potentiële beschermde roeiers toegewezen aan de boten. Hierbij kan gevraagd worden om opnieuw voor te roeien om aan te tonen dat de technische vaardigheden niet verwaterd zijn. Jaarlijks wordt tevens geëvalueerd welke boten een beschermde status moeten hebben of wanneer een voorheen beschermde boot beschikbaar gesteld wordt voor algemeen gebruik.
S1 S2 S2a S3 S4 S5 S5a S5b S6 S6a S7 S7a |
C2x+ C4x+ C3x / C4x / C5x C1x C2x 1x 1x (beschermd) 1x (dubbel beschermd) 4x+ 4x 2x 2x (beschermd) |
|
B1 B2 B3 B3a B4 B5 SG TK |
C2+ C4+ 4+ 4- 8+ 2- Sturen glad Toerkruisje |
|
Skiff (S5). De roeier is in staat zelfstandig te skiffen (incl. stuurboordwal houden en omkijken). Om het kruisje te halen moet hij/zij in principe zelfstandig kunnen instappen, van het vlot wegvaren, halend en strijkend op alle plekken van het vlot kunnen aanleggen en zelfstandig kunnen uitstappen. De roeitechniek – in de zin van ritme, balans en haalvolgorde (uitzetten, wegzetten, inbuigen, beheerst oprijden, inzetten, trappen, ruggebruik, armen bijhalen) – moet juist zijn, licht slifferen mag. De roeier moet een noodstop kunnen maken en een redelijke snelheid kunnen ontwikkelen (richtlijn: op en neer naar het zijkanaal, inclusief rondmaken in ca. 15 minuten). Uit alle bovengenoemde acties moet blijken dat de roeier voldoende met het skiffen vertrouwd is.
C1x (S3). Eisen gelijk aan S5, maar in de C1x afgeroeid.
C2x+ (S1). De roeiers moeten de techniek als in de skiff laten zien (haalvolgorde) op zowel de slag- als de boegplaats. De roeiers moeten in staat zijn gelijk en in balans te roeien. In principe wordt watervrij geroeid. Voor het volledige kruisje moeten stuur en roeiers praktische kennis van de commando’s demonstreren en toepassen (in- en uitstappen, onder het roeien, bij het aanleggen) en moet het aanleggen (halend en strijkend) aan buiten- en binnenzijde van het vlot en van beide kanten op juiste wijze worden uitgevoerd. Het kruisje moet in principe als een geheel voor zowel roeien als sturen gehaald worden.
C2+ (B1). Haalvolgorde, lichaam recht door de boot bewegen (niet van je boord vallen) en juist hanteren van de riem (halen met rechte polsen, riem draaien met de binnenhand) en gelijkheid en balans zijn de standaardeisen. In principe wordt watervrij geroeid. De stuur en roeiers moeten praktische kennis van de commando’s demonstreren en toepassen (in- en uitstappen, onder het roeien, bij het aanleggen) en het aanleggen aan buiten- en binnenzijde van het vlot en van beide kanten moet op juiste wijze worden uitgevoerd.
C2x (S4). Qua techniek gelden dezelfde eisen als voor het skiffkruisje (S5), met dien verstande dat alle roeiers op zowel de slag- als de boegplaats moeten roeien, er gelijk moet worden geroeid en bij het aanleggen op de juiste wijze commando’s moeten worden gegeven (de boeg geeft de commando’s, met als uitzondering strijkend aanleggen, waarbij de boeg het commando aan de slag overgeeft).
C4x+ (S2) en C4+ (B2). In beide gevallen moet de stuur de boot netjes kunnen aanleggen en blijk geven de commando’s praktisch te beheersen. De roeiers moeten – naast een goede haalvolgorde – goed gelijk, in balans en watervrij roeien. Tevens moeten zij een serie correcte derde stops (armen gestrekt en ingebogen, nog niet begonnen met oprijden) laten zien.
2x (S7). Er moet gelijk en in balans geroeid worden en moet vanaf zowel de slag- als de boegplaats halend en strijkend aangelegd kunnen worden. Voor het volledige kruisje moeten roeiers praktische kennis van de commando’s demonstreren en toepassen (in- en uitstappen, onder het roeien, bij het aanleggen)
C3x– en C4x+ ongestuurd (S2a). Eisen gelijk aan S4 kruisje (C2x–), met dien verstande dat eerst het C4x+ kruisje (S2) moet zijn behaald.
Beschermde skiff (S5a) en beschermde 2x (S7a). Er wordt technisch correct en watervrij geroeid, zowel in light paddle, medium als strong. De roeiers kunnen zonder problemen een reeks derde stops laten zien. De roeiers kunnen voldoende snelheid ontwikkelen (richttijd 2000 m in de skiff binnen 15 min (vrouwen)/12 min (mannen), in de 2x binnen 12 min (vrouwen)/10 min (mannen)).
Dubbelbeschermde skiff (S5b). Als skiff (S5a) plus de Pimenov-oefening (10 halen alleen benen, 10 halen alleen benen + rug, 10 halen hele haal) correct kunnen uitvoeren. Daarnaast wordt een stuk met ongedraaid blad geroeid.
Gladde 4x+ (S6), 2- (B5), 4+ (B3) en 8+ (B4). Het bezit van skiffbevoegdheid (S5) en/of 2x kruisje (S7) is niet verplicht, maar het wordt wel aangeraden. Beheersen van de Pimenov-oefening en een degelijke reeks derde stops laten zien. De ploeg moet de boot zowel in light paddle als in strong beheersen, waarbij in principe watervrij wordt geroeid.
Gladde 4x- (S6a). Als S6, maar het bezit van skiff bevoegdheid (S5) en/of 2x kruisje (S7) is nu wel verplicht.
Gladde 4- (B3a). Als B3, maar het bezit van skiff bevoegdheid (S5) en/of 2x kruisje (S7) en/of 2- bevoegdheid (B5) is nu wel verplicht.
Glad sturen. Sturen van deze boten is alleen voorbehouden aan mensen < 65 kg, in het bezit van een C4x+ en/of C4+ kruisje en na toestemming van de kruisjescommissie.
Toerkruisje. Wil men namens/via Pontos meedoen aan toertochten bij andere verenigingen, dan moet het toerkruisje gehaald worden. Hiervoor is een programma met een aantal praktische vaardigheden ontwikkeld (passeren van nauwe en/of lage doorgangen, aanleggen aan een hoge beschoeiing, wisselen van plaats in de boot, etc.) dat in C4x+ of C2x+ geoefend wordt. Bij voldoende vaardigheid wordt het toerkruisje toegekend door de toerkruisjescommissie.
Iedere ploeg legt een boot in het water of haalt haar eruit.
Aanleggen, twee pogingen per keer.
C2x+, 1x, C2x, C2+: 3x aanleggen: 2x halen, (1x op een door de cie. aan te wijzen plaats, 1x op een punt). 1x strijken
C2x (vanuit 1x), 2x: 2x aanleggen: 1x halen (op een door de cie. aan te wijzen plaats). 1x strijken.
C4x+, 4x+, C4+ : 1x aanleggen, halen, op een door de cie. aan te wijzen plaats.
Na het behalen van het eerste kruisje kan onder begeleiding van een coach volgens het ‘Pontos doorstroomschema’ in andere boottypen worden geroeid. In principe kunnen bevoegdheden worden behaald in de volgorde volgens dit schema. In overleg met de kruisjescommissie kan echter van de aangegeven route worden afgeweken!
Bij overgang van C2x+ of 1x, naar C4x+ of 2x kan het gebruik van een C2x worden overwogen.
Doorstroming van C4x+ naar 4x+ geschiedt bij voorkeur met een skiff- bevoegdheid (1x).
Bij doorstroming van C4+ naar 4+ en/of 8+ wordt ervaring in een skiff aangeraden.